top of page

Het einde van vechten


Dierbare vrienden,


Is het bij jou ook zo dat de strijd in de wereld het moeilijk voor je maakt om van de wereld te kunnen houden? Welke energie is er toch zo sterk dat mensen zo vaak met elkaar in strijd gaan? Strijd lijkt een volledig normale en toch hoogst onplezierige vorm van communicatie te zijn tussen geliefden, politici, ouders en hun kinderen en voor godsdienstigen onder elkaar. Mensen die ruzie hebben of voor iets vechten, dragen allemaal bij aan de gevoelsenergie van opdeling en afscheiding en voorkomen dat de energie van samenkomen en liefhebben haar gevoelige levensruimte krijgt.


Ook het vechten tegen onvolkomenheden in jezelf, draagt daar substantieel aan bij, ook al denken we dat niemand anders daar last van heeft. Het veroorzaakt in ons de schrijnende energie van afgescheidenheid en veroordeling en vanuit dit levensklimaat ga je dan met de wereld en anderen om.


Laten we daarom samen eens voelen wat we kunnen doen om anders om te gaan met deze versplinterende en het leven kwetsende gewoonte. Als je oprecht op deze levensvraag in wenst te gaan is het belangrijk dat je verlangt naar een wereld of een leven waarin liefde een grote invloed mag hebben, want zonder het verlangen naar liefde zou het dieper ingaan op dit vraagstuk te rationeel worden en waarschijnlijk alleen maar gericht zijn op het willen weg krijgen van het vechten, wat dan alweer een nieuwe vorm van strijd is.



Mag je je liefdevol openen voor de waarde en feitelijkheid van wat vechten eigenlijk is. Wat is eigenlijk met elkaar in strijd? Zijn het relationeel gevoelige mensen die met elkaar strijden of is er juist door de strijd tussen hen geen relatie meer te bekennen en gaat het enkel nog om een strijd tussen hun ideeën? Is het wel mogelijk om te strijden en tegelijkertijd open te staan voor de relatie met de ander of verbannen we dan juist onze relationele betrokkenheid bij de ander, om ons gevecht met zo min mogelijk mededogen op een ander te kunnen loslaten? Wat zo vervreemdend is bij vechten, is dat het mededogen van mensen er eigenlijk niet meer is, maar dat ze hun uit lucht bestaande ideeën gebruik laten maken van hun lichamen om zich door te kunnen zetten.


Maar waarom willen we dat ideeën zich doorzetten over onze liefhebbende waarden heen? Waarom trekken we onze potentie om in relatie te gaan terug en geven we ons geharnaste lichaam over aan een idee, geloof of zienswijze, zodat die zich dan relatieloos kan manifesteren?


Wat maakt het geloof in bepaalde gedachten waardevoller dan de levende mens, in wiens brein deze gedachten opkwamen? Daarom vraag ik je, waar ben jij als mens als je strijdt voor hoe jij iets geïnterpreteerd hebt?



Verheerlijken we zodoende niet het denken en interpreteren en misschien wel het fantaseren, boven het menszijn waarmee we in staat zijn om lief te hebben en van onze diepste essentiebewust te zijn?


Is niet juist het gemis aan liefde en essentie en de frustratie die dat ons geeft, die ons meedogenloos achter een bepaalde gedachte aan laat gaan om gelijk, het rationele substituut voor liefde, te krijgen? En wat als je je gelijk en erkenning hebt gekregen, zul je je dan niet toch weer moeten openen als je weer de behoefte voelt om liefde te ervaren?


Waarom zo ten strijde trekken om daarna weer verlangend tot het liefhebben af te dalen?Waarom je gevoeligheid wegduwen en een idee vooropstellen om daarna weer uit het idee te stappen en je behoefte aan samenzijn op te zoeken?



Waarom begeef je je in deze achtbaan, waarmee je zoveel afscheiding en pijn in jezelf, de ander en de wereld veroorzaakt? Mag je menszijn weer waardevoller voor je zijn dan dat wat je denkt? Mag je mogelijkheid om lief te hebben en je bewust te zijn van je essentie weer waardevoller zijn dan je geloof of zienswijze?


Als je deze vragen met ja beantwoordt, open je je weer voor je gevoeligheid en voor de relatie met jezelf, met de ander en de wereld. Daarmee schenk je aan het ervaren van relatie meer waarde dan aan het idee waar je in geloofde.


Dan voel je hoe het is om zonder overtuigingen en geloof te leven, om het leven niet vanuit zienswijzen te benaderen, maar het voelend als nieuw te ontmoeten. Dan ben je benieuwd naar wat er, vanuit betrokkenheid en genegenheid wel mogelijk is tussen jou en je wezen, tussen jou en de ander, tussen jou en de wereld. Dan voel je de wens om verbinding te vinden, een samenkomen op te zoeken en overeenkomsten te bekrachtigen. Als je het verbindende en dragende weer ruimte geeft, ben je weer bereid om liefde met anderen te delen, de essentie in jezelf te ervaren en zorgzaam bij te dragen aan de wereld.



Je mag jezelf steeds weer afvragen waar je naar verlangt. Naar een wereld, waarin je via ideeën je erkenning bevecht en daardoor een levenssfeer van afgunst en afscheiding creëert of naar een wereld, waarin je bereidheid tot diepgaande menselijke ontmoetingen je levenssfeer en handelen naar de ander en de wereld mogen bepalen. Als je voelt dat dit laatste de levensruimte is waar je echt naar verlangt, zul je merken dat je belangstelling voor je gedachten en ideeën daardoor moeiteloos kleiner wordt en het denken er vanzelf stiller van wordt. Het zijn de vreedzame gevolgen van het leven vanuit de liefde voor het echte met zijn gelukkig makende diepgang, die je met de essentie van jezelf en met die van alles en iedereen verbindt. In die verbondenheid blijkt de strijd langzaam en stilletjes weg te zijn gegaan.


Steeds als je vanuit oprechte betrokkenheid diepgaand de waarheid doorvoelt dat alle strijd een gevecht is tussen zienswijzen, overtuigingen en ideeën, die mensen alleen maar verder uit elkaar drijft, verlaat je vanzelf je gerichtheid op je brein en zijn ideeën. Dan ontstaat er spontaan een meditatieve aanwezigheid waarin het brein stilte voelt en waarin eerbied, mededogen en innerlijke vrede weer de verfijnde waarden van je nieuwe menslievende levenshouding zijn.


In love,




Anandajay

bottom of page